Sinds de invoering van BBV 2017 worden op de programma's / taakvelden niet meer de integrale kosten geregistreerd. De verdeling vindt plaats op basis van geraamde tijdsbesteding gebaseerd op de werkelijke tijdsbesteding van voorliggende jaren. Voor de investeringen en de grondexploitatie worden de kosten toegerekend op basis van werkelijke tijdsbesteding.
Hierdoor kan per programma/taakveld/taak niet meer de mate van kostendekkendheid vastgesteld worden en kan een dekkingsprobleem ontstaan daar geen overheadkosten aan grondexploitatie en investeringen doorberekend zouden kunnen worden.
Er zijn twee uitzonderingen m.b.t. de overhead opgenomen in de regelgeving namelijk:
- aan lokale heffingen en leges kan fictief een aandeel in de kosten van overhead opgenomen worden (extra comptabel), en
- aan de grondexploitatie, investeringen en projecten met een subsidiebijdrage/bijdrage van derden kan een aandeel in de overheadkosten toegerekend worden (intra-comptabel).
De methodiek van toerekenen is inmiddels verankerd in de Financiële verordening. Conform de Financiële verordening is de volgende methodiek toegepast:
De kosten van overhead worden naar rato van de personeelslasten en kosten van inhuur van de heffing, leges, grondexploitatie of investering en de totale personeelslasten en kosten van inhuur van alle taakvelden exclusief overhead omgeslagen.
De formule is:

Op basis van bovenstaande formule is dit percentage 68%. Dit percentage is niet het overhead-percentage maar een omslagpercentage over de loonkosten van extern gerichte taken.
Het overheadpercentage, zoals opgenomen bij de indicatoren is voor 2020 11%. Dit is de wettelijk voorgeschreven indicator en wordt berekend over de totale lasten (excl. overhead) namelijk: (€ 10,174 mln. / 89,114 mln.) x 100% = 11,4%.