Sinds de wijzigingen BBV van 2017 worden op de programma's / taakvelden niet meer de integrale kosten geregistreerd. De verdeling vindt plaats op basis van geraamde tijdsbesteding gebaseerd op de werkelijke tijdsbesteding van voorliggende jaren. Voor de investeringen en de grondexploitaties worden de kosten toegerekend op basis van werkelijke tijdsbesteding.
Hierdoor kan per programma / taakveld / taak niet meer de mate van kostendekkendheid vastgesteld worden en kan een dekkingsprobleem ontstaan daar waar geen overheadkosten aan grondexploitatie en investeringen doorberekend zouden kunnen worden.
Er zijn twee uitzonderingen m.b.t. de overhead opgenomen in de regelgeving namelijk:
- aan lokale heffingen en leges kan fictief een aandeel in de kosten van overhead opgenomen worden (extracomptabel) en
- aan grondexploitaties, investeringen en projecten met een subsidiebijdrage / bijdrage van derden kan een aandeel in de overheadkosten toegerekend worden (intracomptabel).
De methodiek van toerekenen is verankerd in de financiële verordening. Conform de financiële verordening is de volgende methodiek toegepast:
De kosten van overhead worden naar rato van de personeelslasten en kosten van inhuur van de heffing, leges, grondexploitatie of investering en de totale personeelslasten en kosten van inhuur van alle taakvelden exclusief overhead omgeslagen.
De formule is:
Op basis van bovenstaande formule is dit percentage 57%. Dit percentage is niet het overheadpercentage maar een omslagpercentage over de loonkosten van extern gerichte taken.
Het overheadpercentage, zoals opgenomen bij de indicatoren is voor 2022 11,2%. Dit is de wettelijk voorgeschreven indicator en wordt berekend over de totale lasten (excl. overhead) namelijk: (€ 10,615 mln. / 94,833 mln.) x 100% = 11,2%.