Uitgangspunten (meerjaren)begroting 2024-2027

  1. Algemeen

 

Bij de samenstelling van de begroting 2024 wordt rekening gehouden met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

De basis voor de begroting is het bestaande beleid conform de vastgestelde begroting 2023 plus de begrotingswijzigingen in 2023 tot en met de raadsvergadering van 7 september 2022.

 

  1. Tijdpad bestuurlijke behandeling

 

Bij het bestuurlijk behandel- en besluitvormingstraject is vooralsnog het volgende schema van toepassing:

 

Aktie

Datum

Verzending

21 september 2023

Begrotingsmarkt (beeldvorming)

25 september 2023

Oordeelsvormende raad

12 oktober 2023

Vaststellen begroting

2 november 2023

Toezenden begroting GS

10 november 2023

 

  1. Gemeentelijke belastingen

 

Aangaande de gemeentelijke belastingen hanteren we het volgende principe:


“De lokale belastingen en de OZB moeten zo min mogelijk verhoogd worden waarbij het verhogen van deze belastingen als laatste maatregel gezien moet worden.”


Met inachtneming van dit gestelde hanteren we bij het opstellen van de ramingen de volgende uitgangspunten:

  • 100% kostendekkendheid rioolheffing conform het vastgestelde Gemeentelijk RioleringsPlan;
  • 100% kostendekkendheid afvalstoffenheffing;
  • Jaarlijks mag de OZB voor woningen en niet-woningen met maximaal de inflatie worden verhoogd. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
  • Toeristenbelasting; geen verhoging van de toeristenbelasting, tenzij daar aanwijsbaar nieuwe toeristische investeringen tegenover staan. Het tarief voor de toeristenbelasting voor 2024 handhaven op € 1,25;
  • Voor de tarieven, welke niet van rijkswege worden vastgesteld, geldt dat ze met het prijsindexcijfer “Prijs materiele overheidsconsumptie” (IMOC) uit de meicirculaire 2023 verhoogd worden, tenzij wetgeving of bestaand beleid anders luidt. De prognose voor 2024 bedraagt 3,9% (bron: CPB mrt 2023). Afwijking op deze regel dient door de desbetreffende afdeling zelf gemotiveerd aangeleverd te worden.

Voor 2023 (huidig jaarschijf) is bij de ramingen uitgegaan van een indexactie (IMOC) van 2,3%. Naar aanleiding van de meest recente berekeningen van het CPB dienen we uit te gaan van een indexatie van 5,9%. De impact van dit nieuwe indexcijfer is nog niet meegenomen in de ramingen van deze kadernota aangezien we nog niet weten in hoeverre we hiervoor gecompenseerd worden vanuit de rijksoverheid. Dit zal bij de meicirculaire 2023 bekend worden en meegenomen worden bij de Programmabegroting 2024-2027.

 

Prijsstijgingen levering goederen en diensten

Exploitatiebudgetten

  • De diverse ramingen voor de levering van goederen en diensten worden aangepast aan het gestegen prijspeil. Hierbij wordt uitgegaan van het indexcijfer “Prijs overheidsconsumptie, netto materieel” (IMOC) uit de meicirculaire 2023.
    Op basis van het CPB mrt 2023 bedraagt de prognose voor 2024 3,9%.
  • Voor 2023 (huidig jaarschijf) is bij de ramingen uitgegaan van een indexatie (IMOC) van 2,3%. Naar aanleiding van de meest recente berekeningen van het CPB dienen we uit te gaan van een indexatie van 5,9%. De impact van dit nieuwe indexcijfer is nog niet meegenomen in de ramingen van deze kadernota aangezien we nog niet weten in hoeverre we hiervoor gecompenseerd worden vanuit de rijksoverheid. Dit zal bij de meicirculaire 2023 bekend worden en meegenomen worden bij de Programmabegroting 2024-2027.
  • Het is echter mogelijk dat, op grond van andere ontwikkelingen of overwegingen, tot een aanpassing van dit percentage moet worden besloten. Dit wordt dan gemotiveerd meegenomen in de ramingen.
  • Voor de jaren 2025-2027 wordt uitgegaan van een prijsmutatie van 0% ten opzichte van 2023. De reden hiervoor is dat we meerjarig in constante prijzen ramen.

 

Investeringskredieten

  • (Restant)kredieten / projecten groter dan € 1.000.000 alsmede de kredieten voor de grondexploitatie worden jaarlijks geïndexeerd;
  • Als basis voor de indexering geldt het indexcijfer “Prijs bruto overheidsinvesteringen”(IBOI). Dit cijfer wordt jaarlijks gepubliceerd in de meicirculaire. Op basis van het CPB mrt 2023 bedraagt de prognose voor 2024 1,6%;
  • In een aantal gevallen is er een betere, branche specifieke, index beschikbaar c.q. zijn er nadere afspraken gemaakt voor een bepaalde investering. Dit geldt bijv. bij de grondexploitatie. Daarbij wordt gewerkt met specifieke indexen van het Bureau Documentatie Bouwwezen (BDB).

 

  1. Personele kosten

 

Formatie

  • In de staat van personele sterkte zal uitgegaan worden van de toegestane formatie overeenkomstig het functieboek;
  • Daar waar inmiddels aanvullende besluitvorming heeft plaatsgevonden, zal hiermee rekening gehouden worden.

 

Loonkosten

  • Het in dienst zijnde personeel zal geraamd worden op basis van de salarisgegevens van april 2023, verhoogd met de te verwachten periodieke verhogingen;
  • Voor vacatures zal een raming worden opgenomen gebaseerd op het maximum van het betreffende functieniveau.
  • De huidige CAO heeft een looptijd tot en met 31 december 2023. Aan de hand van het indexcijfer “Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers” ramen we de loonkostenstijging 2024 op 4,7% (bron: CPB mrt 2023). Dit definitieve indexcijfer zal in de meicirculaire 2023 worden gepubliceerd.  

 

Inhuur derden

•    De ervaring leert dat jaarlijks – o.a. wegens vacatures, overgangstijd bij personeelswisselingen – er een onderbesteding is t.o.v. de raming. Deze besparing boeken we op voorhand in en bedraagt 4% van de loonsom;

•    Van deze onderbesteding wordt 2% beschikbaar gesteld voor de inhuur van extern personeel. Dit budget wordt toegevoegd aan de reguliere raming wegens inhuur derden voor vervanging wegens ziekte en het oplossen van tijdelijke personele tekorten (2% de loonsom);

•    Daarnaast worden ook de vrijkomende gelden uit vacatures hieraan toegevoegd.

 

Opleidingskosten

  • De raming voor de kosten van opleiding bedraagt 1,5% van de loonsom.

 

  1. Bijdragen aan samenwerkingsverbanden en subsidies

 

De raming van de bijdrage aan gemeenschappelijke regelingen en gesubsidieerde instellingen wordt gebaseerd op de door de instituten/instellingen te overleggen begroting 2023.

 

De (budget)subsidies worden aangepast op basis van de uitgangspunten zoals vastgelegd in de subsidieverordening.

 

In de Nota “Harmonisering budgetsubsidies” is de wijze van indexering bepaald, namelijk aan de hand van het samengesteld gewogen gemiddelde van de volgende indexcijfers:

  • “Prijs overheidsconsumptie, netto materieel” (IMOC); weging 1/3 deel;.
  • “Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers”; weging 2/3 deel.

 

Op voorhand gaan we er van uit dat de budgetsubsidies 2024 worden aangepast met 4,43% (bron: CPB mrt 2023).

Dit indexcijfer zal naar aanleiding van meicirculaire 2024 definitief worden bepaald.

  1. Wetswijzigingen

 

Daar waar sprake is van wetswijzigingen, ander beleid van hogere overheden, worden de lasten en baten van deze wijzigingen zo goed als mogelijk ingeschat. Uiteraard zijn er dan geen historische gegevens beschikbaar.

 

  1. Autonome ontwikkelingen

 

Deze ontwikkelingen kenmerken zich vooral in het wijzigen van aantallen waar we als gemeente, uitgaande van het bestaande beleid, geen invloed op hebben. Ook kunnen zich dergelijke ontwikkelingen voordoen door in het verleden aangegane contracten of vanuit de samenwerkingsverbanden.

Voorbeelden hiervan zijn: aantal inwoners, aantal woningen, aantal bijstandsontvangers, contracten, aantal bouwvergunningen, aantal huwelijken, enz.

Uiteraard zijn de aantallen per 1 januari 2024 niet hard; een reële inschatting is echter noodzakelijk.

Op basis van inschatting wordt uitgegaan van de volgende gegevens:

 

  • aantal inwoners
                1-1-2023         36.897
                1-1-2024 e.v.   37.083
  • aantal woonruimten
                1-1-2023         16.311
                1-1-2024 e.v.   16.396

 

De aantallen voor 2025 en volgende jaren zijn constant gehouden. Ook bij de berekening van de Algemene uitkering uit het Gemeentefonds wordt hier van uitgegaan. Uitgangspunt is namelijk dat een eventuele toename van inwoner- en woonruimteaantallen weliswaar leidt tot meeruitgaven, maar deze worden vervolgens gecompenseerd door een hogere Algemene uitkering. Voor een eventuele afname geldt hetzelfde.

 

Kapitaallasten (rente en afschrijving)

 

Staat van activa

  • In de staat van activa (model C) worden alle investeringen opgenomen waartoe besloten is t/m de raadsvergadering van juli 2023. Voor de vervangingsinvesteringen 2024 – 2027 worden in de staat C ramingen opgenomen o.b.v. bedrijfseconomische levensduur. Bij daadwerkelijke vervanging wordt echter ook de technische noodzaak beoordeeld;
  • Bij de vervangingsinvesteringen geldt hierbij dat de volledige kapitaallasten optreden in het jaar na de investering (dus de lasten van een vervangingsinvestering 2024 treden pas op in 2025);
  • Voor de berekening van de kapitaallasten 2024 wordt ervan uitgegaan dat al deze investeringen volledig voltooid zijn (en betaald) per 1 januari 2024.

Dit houdt in dat in de begroting 2024 bij de diverse producten de volledige kapitaallasten worden opgenomen.

Nieuwe investeringen

  • De nieuwe investeringen 2024 – 2027 maken deel uit van het besluitvormingsproces. Bij honorering zal er in de begroting een stelpost voor kapitaallasten en de eventuele exploitatielasten worden opgenomen;
  • Ook hierbij geldt dat de kapitaallasten optreden in het jaar na de investering (dus de lasten van een nieuwe investering in 2024 treden pas op in 2025).

 

  1. Rentepercentages

 

Hierna gaan we in op de werkwijze die we hanteren omtrent de rentepercentages.

 

Onderwerp (kaderstellend) bestuurlijk besluit

Werkwijze gemeente Montferland

  1. Wordt bespaarde rente over de eigen (interne) financieringsmiddelen berekend?

Nee

  1. Welke methode en percentage worden gehanteerd?

N.v.t.

  1. Wordt rente aan de eigen (interne) financieringsmiddelen toegevoegd?

Op grond van het BBV mag aan voorzieningen geen rente worden toegevoegd. Deze lijn wordt door de BBV ook geadviseerd voor de reserves. 

Ingaande 2019 volgen wij deze lijn, maar maken we een uitzondering voor de reserves :

  • Onderwijshuisvesting;
  • Sportcomplex Montferland
  • Centrumplan Didam

Aan deze bestemmingsreserves wordt toegerekend het inflatiepercentage “prijs nationale bestedingen” (afgerond op 0,5 naar beneden). Voor 2024 hanteren wij 2,5% (bron CEP 2023).

  1. Wordt een omslagrente berekend om de rente aan producten toe te rekenen?

Ja.

 

  1. Welk percentage wordt gekozen
    (marktrente, gemiddelde vermogenskostenvoet, gemiddelde rentevoet over geleend geld of gedifferentieerde rentepercentages?)

Nieuwe activa

Voor de calculatie van de rentelast van nieuwe investeringen wordt uitgegaan van het rentepercentage van nieuw aan te trekken vaste geldleningen, zijnde 2%.

 

Bestaande activa

De activa i.v.m. de doorverstrekking van een tweetal leningen t.b.v. de woningbouw worden verrekend tegen het percentage van de lening.

Voor de overige activa wordt uitgegaan van een toerekening van de rentelast op basis van een gemiddeld percentage van 2,0%. Dit komt overeen met de verwachte omslagrente (totale rente minus doorbelasting aan grondexploitatie en investeringen afgezet tegen totaal aan activa), afgerond naar boven op 0,5%.

 

  1. Wordt een omslagrente berekend om de rente aan grondexploitaties toe te rekenen?

Wij berekenen geen omslagrente voor toerekening aan de grondexploitaties.

  1. Welk rentepercentage wordt hierbij gekozen (marktrente, gemiddelde vermogenskostenvoet, gemiddelde rentevoet over geleend geld en eigen (interne) financieringsmiddelen of gedifferentieerde rentepercentages?

Er wordt gekozen voor een rente van, naar verwachting, 1,717% (was 1,347%).

 

Financieringslasten

We gaan uit van de volgende percentages bij de berekening van de rentelasten:

 

Soort Rente

Perc.

Toelichting

Rente over het financieringstekort tot aan de kasgeldlimiet

3,5

Tekort zal worden gefinancierd met korte financieringsmiddelen (m.n. rekening-courant; daggeld; kasgeld)

Rente op te nemen vaste geldlening

2,0

 

Op basis van gewogen gemiddelde rente BNG 2017-2026 (vanaf 2024 extrapolatie)

Rentelast over het eigen en vreemd 
vermogen (reserves en voorzieningen)

2,0

Gelijk aan de raming voor de rentelast van een vaste geldlening

Rendement over uitgezette
financieringsmiddelen

1,717

 

 

0,0

  • Betreffende de financiering van de grondexploitatie cf. uitgangspunten BBV/Vpb;
  • Overige uit te zetten middelen

 

Een geraamd financieringstekort zal worden opgevangen door het opnemen van een raming voor kort geld (tot de kasgeldlimiet) en voor de rest door het opnemen van een raming voor de rentelast van een vaste geldlening.

  1. Algemene uitkering

 

De raming van de Algemene uitkering uit het Gemeentefonds wordt gebaseerd op de meicirculaire 2023 van het Ministerie van BZK. Bij de raming voor de hoeveelheden wordt o.a. uitgegaan van de hiervoor genoemde aantallen woningen en inwoners.

Bij de berekeningen van de meerjarige ontwikkelingen van de Algemene uitkering 2024 – 2027 gaan wij uit van constante prijzen, dus het verwachte loon- en prijsniveau 2024.

 

 

  1. Raming stelposten

 

Onvoorziene uitgaven

De hoogte van de raming voor onvoorzien is niet wettelijk voorgeschreven. De raming bedraagt € 10.000.

m.  Algemene Reserve en reserve grondexploitatie

      De Algemene Reserve is een bestanddeel van de weerstandscapaciteit. Het weerstandsver       

      mogen kan in de vorm van een ratio worden weergegeven:
      Ratio =          beschikbare weerstandscapaciteit    
                          
benodigde weerstandscapaciteit

  • Streven bij het weerstandsvermogen is een ratio van minimaal 2,0 en geen maximum. In de begroting wordt de hoogte van de ratio berekend;
  • Incidentele voordelen worden toegevoegd aan de Algemene Reserve;

 

      De minimale hoogte van de reserve Grondexploitatie bedraagt € 2,0 mln. De maximale om  

      vang € 4 mln. Per 31 december 2022 bedraagt de stand € 4,0 mln..

      Conform de nota “Weerstandsvermogen en risicobeheersing” zullen we bij de begroting 2024

      verder ingaan op mutaties in de risico’s ten opzichte van de inventarisatie die gehouden is bij

      de jaarrekening 2022.

 

n.   Overhead

 

De directe loonkosten worden verdeeld op basis van ervaringscijfers.
De overhead wordt niet verdeeld, maar cf. BBV verzameld in het overzicht "kosten overhead".

Er zijn twee uitzonderingen m.b.t. de overhead opgenomen in de regelgeving namelijk:

 

  • aan lokale heffingen en leges kan fictief een aandeel in de kosten van overhead opgenomen worden (extra comptabel), en
  • aan de grondexploitatie, investeringen en projecten met een subsidiebijdrage/bijdrage van derden kan een aandeel in de overheadkosten toegerekend worden (intra-comptabel).

 

In de financiële verordening 2023 is vastgelegd dat de kosten van de overhead volledig worden omgeslagen naar lokale heffingen, grondexploitatie en investeringen naar rato van de personeelslasten en kosten van inhuur van het(de) bij de lokale heffing, grondexploitatie en investeringen betrokken taakveld(en) en de totale personeelslasten en kosten van inhuur van alle taakvelden exclusief overhead.