3. Financiële kaders

Na het vaststellen van de Programmabegroting 2025-2028 hebben zich verschillende financiële ontwikkelingen voorgedaan. In deze Kadernota brengen wij de structurele financiële ontwikkelingen in kaart om het financiële meerjarenperspectief vanaf 2026 te actualiseren.

De begroting voor 2025 dient als basis voor het bepalen van toekomstige financiële ontwikkelingen. Vanuit een meerjarenperspectief, exclusief incidentele baten en lasten, laat deze begroting negatieve saldi zien. 

Hieronder vindt u de begrotingssaldi zoals opgenomen in de begroting voor 2025.

(bedrag x € 1.000, "-" = nadeel) 

3.1 Financieel meerjarenperspectief 2026–2029

Terug naar navigatie - 3.1 Financieel meerjarenperspectief 2026–2029

Nu richten we ons op de verschillende ontwikkelingen voor de jaren 2026-2029.

(bedrag x € 1.000, "-" = nadeel) 


Realistisch begroten
In het kader van realistisch begroten zijn alle budgetten geanalyseerd. Als een budget de afgelopen twee jaar niet (volledig) is benut, wordt dit onbenutte deel in een stelpost geplaatst. Het college stelt voor om van deze stelpost 30% vrij te laten vallen in de algemene middelen (€ 135.030) en 70% beschikbaar te houden voor de complete organisatie (€ 315.070). Op het moment dat de middelen van de overige 70% alsnog nodig zijn voor de oorspronkelijke doeleinden, kan het college de middelen alsnog beschikbaar stellen. 

Bij het besluit van deze Kadernota wordt voorgesteld om het college te mandateren over dit budget te beschikken en bij aanvraag uit te geven waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld.

Regulier saldo
De reguliere saldi van de Kadernota tonen een negatief beeld over alle jaarschijven. Daarbij valt op dat in 2026 het saldo bijna € 6,5 miljoen negatief is en dit afloopt naar een ruime € 3 miljoen in 2029. 

Structureel saldo
Op grond van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) moet ons begrotingssaldo structureel sluitend zijn, zonder de incidentele baten en lasten mee te nemen. Incidentele lasten zien we voornamelijk in 2026 en 2027 als gevolg van het raadsakkoord. Ook structureel zijn de saldi in alle jaarschijven negatief: van € 4,5 miljoen in 2026 naar ruim € 3 miljoen in 2029. 

Zoals bij '1.3 Ontwikkelingen na vaststelling van de begroting 2025' aangegeven heeft het Rijk extra middelen beschikbaar gesteld voor gemeenten. Wat dit exact voor gemeente Montferland betekent wordt bekend in de meicirculaire. Omdat de meicirculaire verschijnt tijdens de bespreking van de Kadernota door de gemeenteraad, kan de nieuwe informatie niet meer in de Kadernota worden verwerkt. Daarom zal dit worden meegenomen in de Programmabegroting. Het voorstel is daarom om in de Kadernota nog geen ombuigingen door te voeren. Eventuele noodzakelijke of gewenste ombuigingen zullen pas in de Programmabegroting 2026-2029 worden opgenomen. De voorgenomen aanpak is om eerst scenario 1 eerst volledig of gedeeltelijk in te zetten. Het gedeeltelijk inzetten betekent dat binnen categorie A keuzes worden gemaakt welke ombuigingsmogelijkheden wel en niet gebruikt worden, afhankelijk van het te realiseren bedrag.

Financiële mutaties in deze Kadernota
Wat is er in de tussentijd gebeurd? Hieronder volgt een korte toelichting op de verschillende onderdelen die zich hebben voorgedaan.

(Autonoom) Bestaand beleid

Terug naar navigatie - (Autonoom) Bestaand beleid

In onderstaande tabel zijn de autonome ontwikkelingen op basis van het bestaand beleid opgenomen. De grootste mutaties lichten we onder de tabel kort toe. 

(bedrag x € 1.000, "-" = nadeel)


Algemene Uitkering

De bijstellingen komen voort uit de september- en decembercirculaire 2024, welke nog niet in de primaire begroting 2025 zijn verwerkt. De toename bestaat uit meerdere componenten, waaronder de verhoging van het accres (volume en indexatie). 

Daarnaast worden de verwachtte inkomsten uit huisvesting voor arbeidsmigranten neerwaarts bijgesteld met € 173.000 in 2026 en € 222.000 voor de daaropvolgende jaren. 

Loon- en prijsontwikkelingen
Deze worden in paragraaf 3.1.2 toegelicht. 

Domein Ruimte - uitgaven
Beheerplannen openbare ruimte
Voor de begroting 2026 zijn drie beheerplannen geactualiseerd: Wegen, Openbare Verlichting en Civiele Kunstwerken. 

Het nieuwe beheerplan Wegen is in de begroting 2025 incidenteel vastgesteld voor het jaar 2025. In deze Kadernota worden de financiële gevolgen van de actualisatie structureel verwerkt. Ten opzichte van 2025 is een nieuwe verdeling gemaakt tussen groot onderhoud en rehabilitaties/reconstructies. Dat zorgt voor een extra benodigd budget van € 818.437 in 2026 oplopend naar € 1.013.437 in 2029. Het oplopende effect wordt veroorzaakt door de jaarlijkse kapitaallasten voor rehabilitaties en reconstructies. 

Het nieuwe beheerplan Openbare Verlichting zorgt juist voor een positief effect in de begroting. Door het besluit bij de begroting 2025 om in 2025 een budget van € 2,5 miljoen beschikbaar te stellen voor vervanging van armaturen wordt in de aankomende jaren minder onderhoud en lagere energielasten verwacht. Dit leidt tot een voordeel van € 210.453. 

Ook voor Civiele Kunstwerken is een nieuw beheerplan opgesteld. Deze heeft echter een kleinere invloed op de begroting met extra lasten van € 9.944 per jaar. 

Bermen, sloten en afwatering
Er is extra budget nodig voor bermen, sloten en afwatering door een nieuwe aanbesteding van het uitbestede werk. Daarnaast is intensiever beheer van watergangen en ecologisch bermbeheer nodig naar aanleiding van de ervaring met wateroverlast tijdens de winter van 2024.

Openbaar groen n.a.v. evaluatie groenbeleidsplan
Begin 2023 is het groenbeleidsplan "Waardering voor groen" door de gemeenteraad vastgesteld. Daarbij is ook vastgesteld om het groenbeleidsplan na twee jaar te evalueren. De eerste (zo veel mogelijk geactualiseerde) berekeningen tonen een tekort. Vooruitlopend op de definitieve evaluatie gaan we uit dat € 100.000 extra budget nodig is voor de uitvoering.

Startnotitie Omgevingsprogramma Buitengebied
Het omgevingsprogramma buitengebied vormt de schakel tussen de omgevingsvisie (doelen en ambities) en het omgevingsplan (concrete regels waarop getoetst kan worden). Beleidsregels over functieverandering, landbouw en wonen in het buitengebied kunnen hierin worden opgenomen en vernieuwd. Ook wordt de nog op te stellen landbouwverkenning hierin meegenomen. 

Op 19 januari 2023 heeft de gemeenteraad reeds ingestemd met een budget van € 350.000 voor het opstellen van het omgevingsplan Buitengebied. Nu de tijdsplanning duidelijk is wordt van dit budget € 100.000 in 2025 beschikbaar gesteld en € 250.000 in 2026.

Domein Ruimte - inkomsten
Leges omgevingswet
De afgelopen jaren hebben laten zien dat de inkomsten uit leges omgevingswet hoger zijn dan begroot. Daarom verhogen we de begrote inkomsten met € 194.000. 

Pachtopbrengsten ruilgronden door Didam Arrest
Het Didam Arrest vereist dat de pacht voor ruilgronden openbaar wordt aangeboden, waardoor de de pachten meer opbrengen.  Hierdoor kunnen we de begrote inkomsten met € 141.000 verhogen. 

Domein Sociaal - uitgaven
De kostenstijging heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn de autonome groei en toepassing van het landelijke tarief voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hieronder worden de budgetten per onderwerp kort toegelicht.

Participatiewet
Het participatiebudget wordt vanaf 2024 bepaald op basis van het jaarlijks op te stellen uitvoeringsplan en de daarin opgenomen re-integratieactiviteiten. Voor 2025 is een aanzienlijk hoger budget nodig, vooral vanwege de kosten van het werkcafé, het project "Ken je klant" en hogere kosten voor "Bewegen Werkt".

Sociaal Domein Achterhoek
Er wordt een stijging van de kosten verwacht voor Integrale Ambulante Jeugdzorg, Gezins- en Woonvormen en Wmo-begeleiding (tot op heden Lumpsum SDA). Deze toename hangt samen met een nieuwe financieringsvorm per 1 januari 2026 (P*Q) en de prijsbepaling op basis van de AMVB reële kostprijs. Daarnaast neemt de zorgvraag toe door factoren als vergrijzing, zwaardere problematiek en de noodzaak tot passende zorginzet. De budgetten voor deze onderdelen wordt aangepast op basis van zowel tariefsverhogingen als de uitgavenontwikkeling in boekjaar 2024.

Wmo-begeleiding
De stijging van de uitgaven voor WMO-begeleiding komt door tariefsverhogingen, waaronder inflatie en gestegen loonkosten, en een toename van het aantal gebruikers. Het budget is aangepast om deze ontwikkelingen in 2024 te weerspiegelen en de continuïteit en kwaliteit van de begeleiding te waarborgen.

Wmo-tariefverhoging Hulp bij het Huishouden
Het gewijzigde uurtarief voor hulp bij het huishouden, per 1 april 2025 vastgesteld op € 39,54 conform de AmvB reëel tarief Wmo 2015, leidt tot structureel hogere lasten, zoals aangegeven in raadsinformatiebrief 24int01916.

Wet inburgering
Hoewel we een toename aan inkomsten verwachten, stijgen ook de kosten door de toenemende zorgvraag en de noodzakelijke maatregelen voor statushouders. Denk hierbij aan de Zomerschool, gezinshereniging, kamergerichte verhuur en mentale ondersteuning.

Jeugd - Landelijk gecontracteerde zorg

Een gemeente heeft geen invloed op de tarieven bepaald door VNG afgesloten landelijke contracten of de instroom (verwijzingen door derden). Deze factoren blijven leiden tot een fluctuerend aantal cliënten per jaar, waarop geen sturing mogelijk is. Het budget voor landelijk gecontracteerde jeugdzorg wordt daarom jaarlijks aangepast op basis van de werkelijke kosten.

Vervoer
De stijging in uitgaven voor leerlingenvervoer en het vervoer van jeugdzorgcliënten is het gevolg van verschillende factoren. Ten eerste zijn er jaarlijkse tariefsverhogingen, mede door inflatie en stijgende brandstofprijzen. Daarnaast heeft de gemeente per 1 augustus 2024 het leerlingenvervoer en een deel van het Wmo-vervoer opnieuw aanbesteed. Munckhof is daarbij als uitvoerende partij geselecteerd. Deze aanbesteding, uitgevoerd door de Vervoersorganisatie Regio Arnhem Nijmegen (BVO DRAN), heeft geleid tot nieuwe contractvoorwaarden en prijsafspraken. Dit zorgt voor een toename van de kosten. 

Wmo-voorzieningen
De stijging van de uitgaven voor zowel Wmo-vervoersvoorzieningen als Wmo-rolstoelvoorzieningen heeft verschillende oorzaken. Het budget is aangepast op basis van de tariefsverhogingen en de gerealiseerde ontwikkelingen in 2024. De toename wordt verklaard door een combinatie van meer gebruikers en hogere kosten per voorziening.

Integraal Huisvestingsplan
In het kader van het Integraal Huisvestingsplan (IHP) worden vanaf 2027 kapitaallasten opgenomen, zoals vastgelegd in het raadsbesluit (25int00132). Het gaat over rente en afschrijvingen van investeringen in onderwijshuisvesting, waaronder de St. Jozefschool in Loil en De Rabot. Deze lasten worden verantwoord vanaf het moment van ingebruikname. Vanaf 2027 is dit terug te zien als structurele toename van de uitgaven. 

Domein Sociaal - inkomsten
Ontwikkelingen inkomsten Rijk (Jeugd)
De decembercirculaire 2024, waarover u via een raadsinformatiebrief bent geïnformeerd, houdt voor 2026 rekening met een bedrag van € 0,6 miljoen voor jeugdzorg. Voor 2027 is er € 0,4 miljoen gereserveerd en voor 2028 € 0,7 miljoen. De Voorjaarsnota van het Rijk geeft aan dat er extra geld beschikbaar komt voor gemeenten, zoals ook vermeld bij '1.3: Ontwikkelingen na vaststelling van de begroting 2025'. Wat dit precies betekent voor de gemeente Montferland, wordt duidelijk in de meicirculaire.

Bijstelling BUIG
Op basis van de prognose en het voorlopige BUIG-budget voor 2025 wordt het budget aangepast, wat vanaf 2027 resulteert in een structureel tekort van € 32.000.

Eigen bijdrage Wmo
Daarnaast heeft het Rijk het afschaffen van het Wmo-abonnementstarief en de invoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage uitgesteld. Hierdoor vervallen de verwachte inkomsten uit eigen bijdragen voor huishoudelijke hulp, wat in 2026 leidt tot een eenmalig financieel nadeel van € 673.000. 

Gemeenschappelijke regelingen
De afzonderlijke begrotingen van de gemeenschappelijke regelingen worden via een apart raadsvoorstel aan u voorgelegd. We zijn momenteel nog bezig met het in kaart brengen van de ontwikkelingen binnen de verschillende regelingen. Er lopen nog gesprekken over de financiële impact voor de deelnemende gemeenten. Zoals gebruikelijk worden deze financiële effecten opgenomen in de gemeentebegroting. 

Domein Bedrijfsvoering & Dienstverlening
Opbouw voorziening verlofsparen
Vanaf 2022 kunnen werknemers bovenwettelijke vakantie-uren sparen. Voor deze gespaarde uren is een "Voorziening verlofsparen" gevormd. In 2023 is € 130.000 aan deze voorziening toegevoegd. Vanaf 2026 wordt deze uitgave structureel opgenomen in de begroting.

Loon- en prijsstijgingen

Terug naar navigatie - Loon- en prijsstijgingen

Loonkosten 
In de begroting wordt rekening gehouden met een totaalbedrag van ongeveer € 33 miljoen aan loonkosten. Het is voor ons belangrijk om deze kosten nauwlettend te blijven volgen. De ontwikkeling van de personeelskosten en de benodigde formatieomvang worden daarom periodiek gemonitord. 

De cao voor gemeenten is in januari 2024 ingegaan en loopt tot 1 april 2025. Momenteel zijn er nog onderhandelingen gaande over een nieuwe cao. De financiële consequenties van de huidige cao zijn verwerkt in alle ramingen. Voor 2026 is de stijging van de totale loonkosten in 2026, inclusief premies, voorlopig geraamd op 1,8% (bron: Centraal Economisch Planbureau, februari 2025), wat neerkomt op een kostenverhoging van ongeveer € 591.000. Daarnaast zijn de reeds ingediende en goedgekeurde adviezen voor 2025 meegenomen, die ook invloed hebben op 2026 en daarna. 

In totaal komt de stijging van de loonkosten neer op € 878.415. Deze kosten hebben een structurele doorwerking in 2026 en de daaropvolgende jaren. De meerkosten worden (grotendeels) gecompenseerd door het Gemeentefonds en eigen inkomsten.

Zoals eerder genoemd, is de indexatie van 1,8% gebaseerd op de cijfers van het CPB, en het is onzeker of dit percentage gehandhaafd wordt. De meicirculaire gaat meer duidelijkheid gegeven over eventuele compensatie als de indexatie hoger uitvalt dan de nu geraamde 1,8% (wanneer de indexatie hoger is, maar ook de compensatie van het Rijk toeneemt, blijft de netto impact gelijk). 

Prijsstijgingen
Op basis van de berekeningen van het CPB wordt een prijsstijging van 2,1% verwacht. De totale meerkosten van deze prijsstijgingen bedragen ongeveer € 431.000. Daarboven leiden de prijsaanpassingen van de budgetsubsidies tot meerkosten (ongeveer € 117.000). 

De systematiek van de budgetsubsidies is gebaseerd op de Nota “Harmonisering budgetsubsidies”. Deze nota bepaalt een uniforme manier van indexering. Hierbij wordt uitgegaan van de indexcijfers uit de meicirculaire: voor een derde de prijs overheidsconsumptie netto materieel en voor twee derde de beloning werknemers. Door deze indexcijfers te hanteren, worden we gecompenseerd door de Algemene Uitkering in plaats van de cao’s uit verschillende branches, die andere indexpercentages hanteren.

Het is echter onzeker of de indexatie van 2,1%, gebaseerd op de cijfers van het CPB, gehandhaafd blijft. De meicirculaire gaat meer duidelijkheid geven over eventuele compensatie als de indexatie hoger uitvalt dan de huidige 2,1%. welke nu afgegeven is (Als de indexatie en de compensatie van het Rijk beide hoger worden, blijft de netto impact gelijk).

Compensatie
Natuurlijk gaan we al deze aanpassingen op detailniveau verwerken in de begroting 2026. De dekking van de meerkosten wordt voornamelijk gezocht in het accres (de volumegroei) van de Algemene uitkering. Deze wordt verondersteld (een gedeeltelijke) compensatie voor de toename van loonkosten en prijsstijgingen te bevatten. Volgens de decembercirculaire 2024 verwachten we voor Montferland een bedrag van € 1.960.000. 

Verder wordt de compensatie gevonden door een indexering van onze eigen inkomsten zoals de OZB en leges. Gebaseerd op eerdere ervaringen verwachten we hiermee onze inkomsten met ongeveer € 230.000 te kunnen verhogen. 

3.2 Vermogen

Terug naar navigatie - 3.2 Vermogen

Algemene Reserve
De Algemene Reserve is een belangrijk onderdeel van ons (weerstands)vermogen. Hieronder volgt een overzicht van het verloop van onze Algemene Reserve, waarbij alle wijzigingen voortvloeien uit eerdere besluitvorming.

 

(bedrag x € 1.000, "-" = nadeel) 


Ontwikkeling Algemene Reserve

Volgens de Nota Reserves en Voorzieningen 2022 streven we naar een weerstandsratio van minimaal 2,0 (uitstekend). In de jaarrekening 2024 is de risicoanalyse geactualiseerd en is geconcludeerd dat de hoogte van de Algemene Reserve van uitstekende omvang is. De berekende ratio bedraagt 2,6 ten opzichte van 3,6 in 2023. 

De nog steeds uitstekende weerstandsratio is voornamelijk te danken aan onze reserve van € 14,3 miljoen uit de verkoop van Nuon-aandelen. Exclusief deze Nuon-reserve bedraagt de ratio 1,5, wat als ‘ruim voldoende’ wordt gekwalificeerd. Op dit moment is onze Algemene Reserve dus voldoende om de risico’s te kunnen afdekken.

Financiële kengetallen
Onderstaande vijf financiële kengetallen samen geven een beeld van de financiële ontwikkelingen in de gemeente. Alleen, één los kengetal geeft weinig inzicht in de totale financiële positie. Bijvoorbeeld, of een hoge schuldquote nadelig is voor een gemeente hangt af van factoren zoals het eigen vermogen en de kans op schuldaflossing. Hier volgt een toelichting op de verschillende kengetallen.

Het is belangrijk om te vermelden dat deze kengetallen zijn gebaseerd op de jaarrekening 2024 en Programmabegroting 2025-2028. De gegevens zijn niet geactualiseerd naar aanleiding van de prognoses in deze Kadernota.


Hieronder een korte uitleg per kengetal.

Weerbaarheid: Kan de gemeente tegen een stootje?
Netto schuldquote (ongecorrigeerd): De niet gecorrigeerde netto schuldquote geeft het risico weer voor de gemeente als derden, zoals een woningcorporatie die geld heeft geleend van de gemeente, hun verplichtingen niet nakomen. Hoe lager dit percentage, hoe beter. 

Netto schuldquote (gecorrigeerd): De netto schuldquote geeft aan of de gemeente in staat is de schulden terug te betalen waarvoor zij volledig zelf verantwoordelijk is. Ook hier geldt: hoe lager dit percentage, hoe beter.

Solvabiliteit: Dit laat zien in hoeverre de gemeente in staat is haar financiële verplichtingen na te komen. Het wordt berekend op basis van het eigen vermogen en de bezittingen van de gemeente. Hoe hoger dit percentage, hoe beter.

Grondexploitatie: Het kengetal geeft aan hoe groot de waarde van de gemeentelijke grondpositie is ten opzichte van de totale (geraamde) baten. Hoe lager dit percentage, hoe minder risicovol.

Wendbaarheid: Kan de gemeente zich relatief snel aanpassen aan veranderende omstandigheden?
Hierbij zijn de volgende kengetallen van belang:

Belastingcapaciteit: Dit meet de mogelijkheid van de gemeente om financiële tegenvallers op te vangen of ruimte te creëren voor nieuw beleid in het volgende begrotingsjaar. Hoe lager dit percentage, hoe beter.

Structurele exploitatieruimte: Dit kengetal vergelijkt de structurele baten en lasten met de totale baten en geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is. Hoe hoger dit percentage, hoe beter.

De financiële kengetallen moeten gezamenlijk worden bekeken om onze financiële positie goed te beoordelen. In 2024 is onze schuldquote gelijk gebleven ten opzichte van 2023. Onze solvabiliteit is met 5% gedaald ten opzichte van 2023. De structurele exploitatieruimte is in 2024 lager dan in 2023, mede door een andere manier van berekenen. 

In 2024 vallen drie kengetallen in de categorie voldoende (netto schuldquote, netto schuldquote gecorrigeerd en grondexploitatie), twee in de categorie matig (solvabiliteitsratio en belastingcapaciteit) en één in de categorie onvoldoende (structurele exploitatieruimte) . Dit wordt met name veroorzaakt door het negatieve saldo van lasten en baten in de jaarrekening 2024. Er wordt meer onttrokken aan het eigen vermogen dan dat er toegevoegd wordt. Per saldo teren we dus in het op het Eigen Vermogen. Rekening houdend met ons uitstekende weerstandsvermogen kunnen we concluderen dat we de financiële positie van onze gemeente als voldoende kunnen kwalificeren. 

Financiering 
In de begroting 2026 worden de kapitaallasten (rente- en afschrijvingen) opnieuw berekend waarbij de volgende aspecten van belang zijn:

  • Hoe ontwikkelen zich de boekwaarden van de activa en de grondexploitatie?
  • Zijn er in de periode 2026 – 2029 vaste geldleningen die aflopen en/of moeten er nieuwe geldleningen worden aangetrokken?
  • Hoe ontwikkelt zich de rente op de kapitaal- en geldmarkt?
  • Hoe ontwikkelt zich onze reserve- en voorzieningenpositie?


Wijzigingen in deze gebieden beïnvloeden het totaal aan kapitaallasten (ongeveer € 8 miljoen) in positieve of negatieve zin. Een definitief overzicht van deze aspecten is beschikbaar bij het opstellen van de begroting 2026. 

In 2025 is een lening van 25 miljoen euro afgesloten. De verdere financieringsbehoefte hangt af van de ontwikkelingen rondom de door de gemeenteraad goedgekeurde investeringen en de grondexploitaties. De gemeente maakt immers gebruik van totaalfinanciering, waarbij de benodigde middelen voor verschillende investeringen worden gebundeld. Het geld uit de reserves wordt niet strikt toegewezen aan een specifieke project, maar verdeelt zich over meerdere plannen. Dit kan de indruk wekken dat er voldoende geld beschikbaar is, terwijl de gemeente bij nieuwe projecten mogelijk toch extra leningen moet afsluiten.

Solvabiliteit
Solvabiliteit geeft aan hoe goed de gemeente in staat is haar financiële verplichtingen na te komen. Dit wordt berekend op basis van het eigen vermogen en de bezittingen van de gemeente. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe beter. De ratio was in 2021 33%, in 2022 37% en in 2023 39% wat een positieve trend laat zien. Alleen de solvabiliteit valt nog steeds in de categorie ‘matig’ (20%-50%), dus verdere aandacht is nodig.

Renteontwikkeling
De lange termijnrente lijkt zich voor de komende jaren te stabiliseren tussen de 3,0% en 3,5%. De rente voor kortlopende leningen ligt rond de 3%.