a. Algemeen
Bij de samenstelling van de begroting 2025 wordt rekening gehouden met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
De basis voor de begroting is het bestaande beleid conform de vastgestelde begroting 2024 plus de begrotingswijzigingen in 2024 tot en met de raadsvergadering van 4 juli 2024.
b. Tijdpad bestuurlijke behandeling
Bij het bestuurlijk behandel- en besluitvormingstraject is vooralsnog het volgende schema van toepassing:
Actie |
Datum |
Verzending |
26 september 2024 |
Begrotingsmarkt (beeldvorming) |
7 september 2024 |
Oordeelsvormende raad |
7 oktober 2024 |
Vaststellen begroting |
14 november 2024 |
Toezenden begroting GS |
14 november 2024 |
c. Gemeentelijke belastingen
Aangaande de gemeentelijke belastingen hanteren we het volgende principe:
“De lokale belastingen en de OZB moeten zo min mogelijk verhoogd worden waarbij het verhogen van deze belastingen als laatste maatregel gezien moet worden.”
Met inachtneming van dit gestelde hanteren we bij het opstellen van de ramingen de volgende uitgangspunten:
• 100% kostendekkendheid rioolheffing conform het vastgestelde Gemeentelijk RioleringsPlan;
• 100% kostendekkendheid afvalstoffenheffing;
• Jaarlijks mag de OZB voor woningen en niet-woningen met maximaal de inflatie worden verhoogd. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
• Toeristenbelasting; geen verhoging van de toeristenbelasting, tenzij daar aanwijsbaar nieuwe toeristische investeringen tegenover staan. Het tarief voor de toeristenbelasting voor 2024 handhaven op € 1,25;
• Voor de tarieven, welke niet van rijkswege worden vastgesteld, geldt dat ze met het prijsindexcijfer “Prijs materiele overheidsconsumptie” (IMOC) uit de meicirculaire 2024 verhoogd worden, tenzij wetgeving of bestaand beleid anders luidt. De prognose voor 2025 bedraagt 2,2% (bron: CPB feb 2024).
d. Prijsstijgingen levering goederen en diensten
Exploitatiebudgetten
• De diverse ramingen voor de levering van goederen en diensten worden aangepast aan het gestegen prijspeil. Hierbij wordt uitgegaan van het indexcijfer “Prijs overheidsconsumptie, netto materieel” (IMOC) uit de meicirculaire 2024.
Op basis van het CPB feb 2024 bedraagt de prognose voor 2025 2,2%.
• Voor de jaren 2026-2028 wordt uitgegaan van een prijsmutatie van 0% ten opzichte van 2025. De reden hiervoor is dat we meerjarig in constante prijzen ramen.
Investeringskredieten
• (Restant)kredieten / projecten groter dan € 1.000.000 alsmede de kredieten voor de grondexploitatie worden jaarlijks geïndexeerd;
• Als basis voor de indexering geldt het indexcijfer “Prijs bruto overheidsinvesteringen”(IBOI). Dit cijfer wordt jaarlijks gepubliceerd in de meicirculaire. Op basis van het CPB feb 2024 bedraagt de prognose voor 2025 2,0%;
• In een aantal gevallen is er een betere, branche specifieke, index beschikbaar c.q. zijn er nadere afspraken gemaakt voor een bepaalde investering. Dit geldt bijvoorbeeld bij de grondexploitatie. Daarbij wordt gewerkt met specifieke indexen van het Bureau Documentatie Bouwwezen (BDB).
e. Personele kosten
Formatie
• In de staat van personele sterkte zal uitgegaan worden van de toegestane formatie overeenkomstig de formatiebegroting;
• Daar waar inmiddels aanvullende besluitvorming heeft plaatsgevonden, zal hiermee rekening gehouden worden.
Loonkosten
• De formatiebegroting wordt opgesteld op het maximum van het betreffende functieniveau op basis van de meest recent vastgestelde cao;
• De huidige cao heeft een looptijd tot en met 31 maart 2025. Aan de hand van het indexcijfer “Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers” ramen we de loonkostenstijging 2025 op 4,4% (bron: CPB feb 2024). Dit definitieve indexcijfer zal in de meicirculaire 2024 worden gepubliceerd.
Inhuur derden
• De ervaring leert dat jaarlijks – onder andere wegens vacatures, overgangstijd bij personeelswisselingen – er een onderbesteding is ten opzichte van de raming. Van deze onderbesteding wordt 2% beschikbaar gesteld voor de inhuur van extern personeel. Dit budget wordt toegevoegd aan de reguliere raming inhuur derden voor vervanging wegens ziekte en tijdelijke personele tekorten (2% de loonsom). In totaal is hiermee 4% van de loonsom aan inhuurbudget beschikbaar.
Opleidingskosten
• De raming voor de kosten van opleiding bedraagt 1,5% van de loonsom.
f. Bijdragen aan samenwerkingsverbanden en subsidies
De raming van de bijdrage aan gemeenschappelijke regelingen en gesubsidieerde instellingen wordt gebaseerd op de door de instituten/instellingen te overleggen begroting 2025.
De (budget)subsidies worden aangepast op basis van de uitgangspunten zoals vastgelegd in de subsidieverordening.
In de Nota “Harmonisering budgetsubsidies” is de wijze van indexering bepaald, namelijk aan de hand van het samengesteld gewogen gemiddelde van de volgende indexcijfers:
• “Prijs overheidsconsumptie, netto materieel” (IMOC); weging 1/3 deel;.
• “Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers”; weging 2/3 deel.
Op voorhand gaan we er van uit dat de budgetsubsidies 2025 worden aangepast met 3,67% (bron: CPB feb 2024).
Dit indexcijfer zal naar aanleiding van meicirculaire 2024 definitief worden bepaald.
g. Wetswijzigingen
Daar waar sprake is van wetswijzigingen, ander beleid van hogere overheden, worden de lasten en baten van deze wijzigingen zo goed als mogelijk ingeschat. Uiteraard zijn er dan geen historische gegevens beschikbaar.
h. Autonome ontwikkelingen
Deze ontwikkelingen kenmerken zich vooral in het wijzigen van aantallen waar we als gemeente, uitgaande van het bestaande beleid, geen invloed op hebben. Ook kunnen zich dergelijke ontwikkelingen voordoen door in het verleden aangegane contracten of vanuit de samenwerkingsverbanden.
Voorbeelden hiervan zijn: aantal inwoners, aantal woningen, aantal bijstandsontvangers, contracten, aantal bouwvergunningen, aantal huwelijken, enz.
Uiteraard zijn de aantallen per 1 januari 2025 niet hard; een reële inschatting is echter noodzakelijk.
Op basis van inschatting wordt uitgegaan van de volgende gegevens:
• aantal inwoners
1-1-2024 36.886
1-1-2025 e.v. 37.087
• aantal woonruimten
1-1-2024 16.353
1-1-2025 e.v. 16.442
De aantallen voor 2025 en volgende jaren zijn constant gehouden. Ook bij de berekening van de Algemene uitkering uit het Gemeentefonds wordt hier van uitgegaan. Uitgangspunt is namelijk dat een eventuele toename van inwoner- en woonruimteaantallen weliswaar leidt tot meeruitgaven, maar deze worden vervolgens gecompenseerd door een hogere Algemene uitkering. Voor een eventuele afname geldt hetzelfde.
i. Kapitaallasten (rente en afschrijving)
Staat van activa
• In de staat van activa worden alle investeringen opgenomen waartoe besloten is t/m de raadsvergadering van juli 2024. Voor de vervangingsinvesteringen 2025 – 2028 worden in de staat C ramingen opgenomen o.b.v. bedrijfseconomische levensduur. Bij daadwerkelijke vervanging wordt echter ook de technische noodzaak beoordeeld;
• Bij de vervangingsinvesteringen geldt hierbij dat de volledige kapitaallasten worden opgenomen in het jaar na ingebruikname van de investering (dus de kapitaallasten van een in gebruik genomen vervangingsinvestering in 2025 wordt in 2026 in de begroting opgenomen);
• Voor de berekening van de kapitaallasten 2025 wordt ervan uitgegaan dat al deze investeringen volledig voltooid zijn (en betaald) per 1 januari 2025.
Dit houdt in dat in de begroting 2025 bij de diverse producten de volledige kapitaallasten worden opgenomen.
Nieuwe investeringen
• De nieuwe investeringen 2025 – 2028 maken deel uit van het besluitvormingsproces. Bij honorering zal er in de begroting een raming voor kapitaallasten en de eventuele exploitatielasten worden opgenomen;
• Ook hierbij geldt dat de kapitaallasten optreden in het jaar na de ingebruikname van de investering (dus de kapitaallasten van een in gebruik genomen investering in 2025 wordt in 2026 in de begroting opgenomen).
j. Rentepercentages
Hierna gaan we in op de werkwijze die we hanteren omtrent de rentepercentages.
Onderwerp (kaderstellend) bestuurlijk besluit |
Werkwijze gemeente Montferland |
|
Nee |
|
N.v.t. |
|
Op grond van het BBV mag aan voorzieningen geen rente worden toegevoegd. Deze lijn wordt door de BBV ook geadviseerd voor de reserves. Ingaande 2019 volgen wij deze lijn, maar maken we een uitzondering voor de reserves :
Aan deze bestemmingsreserves wordt toegerekend het inflatiepercentage “prijs nationale bestedingen” (afgerond op 0,5 naar beneden). Voor 2025 hanteren wij 2,5% (bron CEP 2024). |
|
Ja.
|
|
Nieuwe activa Voor de calculatie van de rentelast van nieuwe investeringen wordt uitgegaan van het rentepercentage van nieuw aan te trekken vaste geldleningen, zijnde 2%.
Bestaande activa De activa i.v.m. de doorverstrekking van een tweetal leningen t.b.v. de woningbouw worden verrekend tegen het percentage van de lening. Voor de overige activa wordt uitgegaan van een toerekening van de rentelast op basis van een gemiddeld percentage van 2,0%. Dit komt overeen met de verwachte omslagrente (totale rente minus doorbelasting aan grondexploitatie en investeringen afgezet tegen totaal aan activa), afgerond naar boven op 0,5%.
|
|
Wij berekenen geen omslagrente voor toerekening aan de grondexploitaties. |
|
Er wordt gekozen voor een rente van, naar verwachting, 1,435% |
Financieringslasten
We gaan uit van de volgende percentages bij de berekening van de rentelasten:
Soort Rente |
Perc. |
Toelichting |
Rente over het financieringstekort tot aan de kasgeldlimiet |
4,05 |
Tekort zal worden gefinancierd met korte financieringsmiddelen (m.n. rekening-courant; daggeld; kasgeld) |
Rente op te nemen vaste geldlening |
2,0
|
Op basis van gewogen gemiddelde rente BNG 2017-2026 (vanaf 2025 extrapolatie) |
Rentelast over het eigen en vreemd |
2,0 |
Gelijk aan de raming voor de rentelast van een vaste geldlening |
Rendement over uitgezette |
1,435 0,0 |
|
Een geraamd financieringstekort zal worden opgevangen door het opnemen van een raming voor kort geld (tot de kasgeldlimiet) en voor de rest door het opnemen van een raming voor de rentelast van een vaste geldlening.
k. Algemene uitkering
De raming van de Algemene uitkering uit het Gemeentefonds wordt gebaseerd op de meicirculaire 2024 van het Ministerie van BZK. Bij de raming voor de hoeveelheden wordt o.a. uitgegaan van de hiervoor genoemde aantallen woningen en inwoners.
Bij de berekeningen van de meerjarige ontwikkelingen van de Algemene uitkering 2025 – 2028 gaan wij uit van constante prijzen, dus het verwachte loon- en prijsniveau 2025.
l. Raming Onvoorzien
Onvoorziene uitgaven
Vanuit BBV wordt voorgeschreven om een post op te nemen voor onvoorziene uitgaven. De hoogte van de raming voor onvoorzien is niet wettelijk voorgeschreven. De raming bedraagt € 10.000 op de hiervoor beschikbare kostenplaats ‘Onvoorzien’.
m. Overhead
De directe loonkosten worden verdeeld op basis van ervaringscijfers.
De overhead wordt niet verdeeld, maar cf. BBV verzameld in het overzicht "kosten overhead".
Er zijn twee uitzonderingen m.b.t. de overhead opgenomen in de regelgeving namelijk:
• aan lokale heffingen en leges kan fictief een aandeel in de kosten van overhead opgenomen worden (extra comptabel), en
• aan de grondexploitatie, investeringen en projecten met een subsidiebijdrage/bijdrage van derden kan een aandeel in de overheadkosten toegerekend worden (intra-comptabel).
In de financiële verordening 2023 is vastgelegd dat de kosten van de overhead volledig worden omgeslagen naar lokale heffingen, grondexploitatie en investeringen naar rato van de personeelslasten en kosten van inhuur van het(de) bij de lokale heffing, grondexploitatie en investeringen betrokken taakveld(en) en de totale personeelslasten en kosten van inhuur van alle taakvelden